De Hermelijn is wat mij betreft, de schattigste soort uit de familie van de marterachtigen die in onze contreien voorkomen. Onder de overige familieleden is de das met voorsprong de reus van de bende terwijl de wezel dan weer het absolute onderdeurtje is. Verwarring tussen de wezel en onze hermelijn is zeker niet uitgesloten. Ze hebben heel wat uiterlijke kenmerken gemeen, maar als je weet waarop je moet letten dan kun je ze wel uit elkaar houden. In de eerste plaats is er het formaat. De hermelijn is met zijn kop-romplengte van 21 tot 30 cm een stuk groter dan de wezel die maximaal 23 cm wordt en met zijn slanke lijf van minder dan 3 cm diameter eerder de vorm heeft van een flinke sigaar op korte pootjes die met zijn buik over de grond lijkt te glijden.
De hermelijn is ook herkenbaar aan zijn vrij lange en dik behaarde staart met een zwarte staartpunt. In de koudere leefgebieden kan de vacht van de hermelijn in de winter helemaal wit zijn, met uitzondering van de staartpunt die altijd zwart blijft. Wij wonen zowat in de overgangszone, maar ook hier kun je met wat geluk eens een witte hermelijn spotten. Enkele jaren terug zag ik er zo eentje in ons natuurgebied Gondebeek terwijl hij op jacht was naar zijn lievelingskostje: muizen en ratten. De mannetjes zijn een stuk groter dan de vrouwtjes waardoor ze ook grotere prooien zoals grondbroedende vogels en konijnen aan kunnen. Als uitgesproken carnivoor kan de hermelijn dagelijks ongeveer een kwart van zijn eigen lichaamsgewicht verorberen. Voor wie muizen en ratten als ongedierte beschouwt, is de hermelijn dus een belangrijke bondgenoot.
En toch, bij de meeste mensen ontstaat er jammer genoeg spontaan een onweerstaanbare drang tot uitroeien als ze alleen al maar het woord ‘marterachtige’ horen, waardoor deze soort ondertussen vrij zeldzaam geworden is. Toen ik een paar jaar terug uit puur enthousiasme en grenzeloze naïviteit met enkele mensen uit de buurt deelde dat ik een bunzing in onze tuin had gezien, werden meteen het gif en de vallen boven gehaald. We beschouwen onszelf graag als DE superieure wezens op deze aarde, maar samenleven met respect voor andere levensvormen behoort duidelijk niet tot onze belangrijkste kwaliteiten. En daardoor zijn we ondertussen in de grootste massa-uitstervingsgolf beland sinds onze soort ‘de mens’ de aarde bevolkt. Zou onze soort dan toch iets minder superieur zijn dan we vermoedden?